Aan het laden...

Een dagindeling maken als je lang thuis bent, deel 2

In onze vorige blogpost gingen we dieper in op het maken van een dagindeling en aanpassingen die handig kunnen zijn voor specifieke beroepsgroepen. Het doel daarbij is om een ritme te vinden dat goed past bij je doelen en waarmee je op je eigen niveau kunt presteren. In deze blogpost gaan we dieper in op afwisseling in je ritme en het houden van een goede balans. En wat als het even minder goed gaat? We hebben de belangrijkste adviezen van kunstcoaches en -studenten hier samengebracht.

Ruimte voor afwisseling

Wanneer je elke dag hetzelfde ritme aanhoudt, wordt het makkelijker om eraan te voldoen. Het kost een mens gemiddeld 30 dagen om een nieuwe gewoonte aan te leren en zo’n 90 dagen om die gewoonte een meer permanente plek in het leven te geven. Hou daar rekening mee als je een keer een dag minder gemotiveerd bent, of je niet aan je planning houdt. Vandaag niet aan het ritme houden is niet zo erg, mits je morgen weer in het ritme bent. Het is ook een kwestie van tussentijds bijstellen.

Tegelijk is het belangrijk om ruimte te houden voor afwisseling: niet elke dag moet hetzelfde zijn, maar vaak volgt dit wel dezelfde structuur. De vrijheid om bijvoorbeeld in het weekend zelf te bepalen hoe laat je opstaat en wat je met je tijd doet, is echter van groot belang! Het geeft je de kans om even terug te keren naar jezelf en als je wilt zelf helemaal niets te doen. Een moment van verveling geeft ook kansen om iets nieuws te bedenken.

Balans houden

Variatie in je ritme is van belang, omdat je anders het risico loopt op de lange termijn genoeg te krijgen van je doelen. Zowel inspanning als ontspanning zijn van belang. Wanneer je merkt dat je doordeweeks je ritme kunt houden, is het makkelijker ontspannen in het weekend. Maar stel ook variatie in op je dag, door bijvoorbeeld in de namiddag tijd te nemen om je huis op te ruimen, de was te doen, vrienden te bellen, een menu te maken of naar de zonsondergang te kijken. Afwisseling maakt het makkelijker om het ritme vol te houden.

Als je ervan houdt om per dag één centraal doel te hebben, probeer dat dan op te breken in verschillende concrete activiteiten. Zo past het beter in je schema en blijft het overzichtelijk wat je doet. De afwisseling kun je dan in je schema brengen, door per dag te wisselen van doel, of door af en toe een dag te hebben met een totaal ander doel.

Wat als het niet goed gaat?

Soms loopt het niet lekker: je voelt je rottig, of angstig, je krijgt teveel informatie uit je omgeving, of je voelt je overprikkeld onder de omstandigheden. Als eerste, besef dat het niet erg is, of ongewoon is wat je voelt. Ten tweede, erken de gevoelens van overprikkeling, onmacht of angst. Neem afstand van deze prikkels, bijvoorbeeld door afleiding te zoeken, of door erover te praten met iemand die meer op afstand van de situatie staat. Soms is het een krachtinspanning, maar probeer jezelf te stimuleren om iets anders te doen dat niet in verband staat met de negatieve prikkel.

Hoe spring je terug in het zadel, nadat het minder goed met je is gegaan? Na zo’n moeilijk moment valt niet te verwachten dat je gelijk weer alles doet zoals voorheen. In eerste instanties is alles dat je doet mooi meegenomen. Ben je uit bed, dan ben je al flink op weg voor de rest van de dag. De eerste dag probeer je op te bouwen met één of twee activiteiten. De tweede dag probeer je weer twee activiteiten. De derde dag kijk je of je een derde activiteit kunt toevoegen. Als ieder actieblok een activiteit bevat, ben je alweer een goed einde op weg.

Samengevat

Een ritme hebben geeft je op momenten dat het minder gaat iets om naartoe terug te keren en iets om aan vast te houden. Balans houden betekent ook aanpassen wanneer het minder goed gaat. Een deel van je aanpak is dan gericht op terug in het zadel springen, maar een ander deel van je aanpak moet zich ook richten op het bijstellen van je verwachtingen en het erkennen van je gevoelens.

Geef een reactie